manuscripten van
de Franse Nationale
Bibliotheek
José Quitin, de beroemde musicoloog, drukte ooit zijn spijt uit dat men in 1969 "vergeten" was de 150ste verjaardag van de geboorte van de grote Belgische violist Hubert Léonard te herdenken. In 1970, zo schreef hij, bereidde men zich toch voor op de herdenking van Henri Vieuxtemps. In 1997 waren we bevoorrecht de 150ste geboorteverjaardag te herdenken van een andere grote vertegenwoordiger van de Frans-Belgische vioolschool, namelijk Martin-Pierre Marsick, beroemd in zijn tijd maar in het begin van de 21ste eeuw jammer genoeg nog weinig gekend.
Martin-Pierre met viool
Het is bekend dat er in de stad Luik en ruime omgeving in de 19de eeuw een gunstig klimaat heerste voor het ontwikkelen van grote vioolvirtuozen. Afgaande op de onvolledige lijst, gevoegd in bijlage, blijkt het in elk geval een gewezen wonderkind dat op zaterdag 30 april 1887 de nieuwe concertzaal van het Conservatorium van Luik, rue Forgeur (boulevard Piercot), feestelijk opent samen met drie andere Luikse violisten, namelijk Rodolphe Massart, César Thomson et Eugène Ysaÿe.
Thomson, Rodolphe Massart,
Eugène Ysaÿe
(aanklikken om te vergroten)
In het eerste deel van het concert wordt als gelegenheidswerk het "poème lyrique Patria" verklankt. Het tweede deel omvat ondermeer het concerto voor vier violen van Maurer, alsook de "rêverie" voor viool van hun beroemde landgenoot Henri Vieuxtemps. In het slotdeel werd de negende symfonie van Ludwig van Beethoven uitgevoerd.
Een avond die pas erg laat werd beëindigd maar die zeer aangrijpend was voor allen, niet in het minst voor Pierre-Martin die - op zijn veertigste - bijna op het hoogtepunt van zijn carrière staat. Welke afgelegde weg van zijn kleurloze en eerder armtierige kindertijd tot de publieke bekroning van zijn talent en roem...
Afkomst
[...] Te Jupille-sur-Meuse, op enkele kilometers van Luik, wordt Martin-Pierre Marsick geboren op 9 maart 1847. Zijn vader, plaatslager, is dan 28, zijn moeder 24 jaar. Hij is op dat ogenblik het vijfde kind van een familie die achttien kinderen zal tellen in 1868 (een nakomelingenschap dat tot op heden verbazing wekt maar in die tijd bij grote katholieke families frequent voorkwam). Het wekt verwondering dat de kinderen Marsick niet gedoopt worden in de kerk te Jupille, maar wel in de basiliek Sint-Maarten (Collégiale Saint-Martin) te Luik. Er wordt beweerd dat Martin-Pierre er lid is van het basiliekkoor, evenals van het kerkoor van de Sint-Pauluskerk (Eglise Saint-Paul).
Martin-Pierre Marsick zal geen goede herinneringen bewaren aan zijn kinderjaren, integendeel. Op materieel vlak moet het leven in de familie Marsick hard geweest zijn. Vraag is hoe vader Marsick erin slaagt om achtereenvolgens Louis, vervolgens Martin-Pierre en nog later één van de dochters naar het Koninklijk Muziekconservatorium te zenden.
© archieven Jacques Marsick
Als zevenjarige wordt Martin-Pierre er toegelaten op 2 december 1854. "Ik ben tevreden over dit kind", schrijft fluitleraar M. Decortis in zijn rapport van november 1856. Mager en tenger van gestalte vervoegt de kleine jongen zijn oudste broer Louis, die één jaar eerder zijn eerste stappen in het Conservatorium zette. Het intelligent hummeltje was ongetwijfeld onder de indruk van Conservatorium, gevestigd aan de place du Conservatoire, nu place Cockerill, faculteit van de vermaarde universiteit van Luik. Niemand kon toen vemoeden dat dit kleine ventje ruim dertig jaar later de concertzaal van het nieuwe Conservatorium zou inspelen als geëerde gastpersonaliteit.
Op dat ogenblik is Martin-Pierre ingeschreven in de klassen fluit en notenleer. Het jonge kind wordt als een nul in theorie beschouwd... wat hem niettemin belet een Tweede Prijs te behalen in 1856 en een Eerste Prijs in 1857. In datzelfde jaar vierde Martin-Pierre in maart zijn tiende verjaardag, werd in juni toegelaten tot de vioolklas van M. Dupont, een eerste stap in zijn vorming tot vioolvirtuoos. Van 1857 tot 1861 werkt de jongen door en vordert in techniek ondanks "zwakke vingers" en een zekere "stijfheid in de rechterarm" (archieven van het Koninklijk Muziekconservatorium van Luik). Deze bemerking is interessant in het licht van de stelling van hen die hem hoorden spelen: "de kracht van Martin-Pierre lag in zijn rechterarm".
Hij behaalde een "Accessiet" in 1860, op het ogenblik dat zijn broer Louis zijn Eerste Prijs behaalde.
Daarop stapt Martin-Pierre Marsick in de klas van Désiré Heynberg, een Luikenaar die een aantal grote violisten vormde. Ondanks een Tweede Prijs in 1862, oordeelt Heynberg dat Martin-Pierre niet voldoende bij de zaak is en onvoldoende werkt. In vergelijking met andere leerlingen, is hij vaak afwezig omwille van vaak niet gerechtvaardigde redenen...
Nochtans spijbelt de jongen niét: hij volgt tegelijkertijd de lessen voor alle strijkinstrumenten, harmonie, piano en orgel. De heren Duguet en Jalheau, respectievelijk professoren orgel en piano, hebben nochtans hetzelfde oordeel dan hun collega: Martin-Pierre "doet absoluut niets". Misschien de puberjaren? Hoe dan ook herpakt de jonge Marsick zich in 1863 en zijn prestatie voor de eindexamens van dat jaar is briljant: een Eerst Prijs viool met onderscheiding, een Tweede Prijs in harmonie, een Eerste Accessiet voor orgel.
Twee jaar later voltooit hij zijn studies aan het conservatorium met een Tweede Prijs voor orgel en grootste onderscheiding voor het Hoger Diploma viool met de Médaille de Vermeil (33 jaar later, in 1897, zou zijn neef Armand, zoon van Louis, de familietraditie hoog houden door dezelfde onderscheiding aan het Conservatorium van Luik te halen in de klas van Désiré Heynberg, die als professor de eer te beurt viel zijn eerste én laatste Gouden Medaille te "behalen" dank zij een telg van het geslacht Marsick...).
Vertrek uit Luik
door Replin
Toegelaten op zevenjarige leeftijd, verlaat Martin-Pierre Marsick het Conservatorium op achttienjarige leeftijd, op weg naar Brussel waar hij zijn studies verder zet bij Hubert Léonard, zonder twijfel één van de competentste vioolpedagogen van zijn tijd. Er is jammer genoeg weining bekend over zijn studies te Brussel. Maar zijn resultaten zijn wel zo briljant dat ze de interesse wekken van gravin de Mercy-Argenteau, geboren als prinses de Caraman-Chimay, bekend om haar mecenaat op gebied van muziek. Dank zij haar zal hij zijn studies in Parijs verder kunnen zetten.
Zonder spijt verlaat Marsick zijn geboortegrond. Uit al zijn brieven kan men opmaken dat Martin-Pierre weinig genegenheid heeft voor zijn familie (met uitzondering voor zijn broer Louis en later voor diens zoon Armand). In 1924, enkele maanden voor zijn dood, zal hij naar zijn neef schrijven : "... en trouwens, mijn dierbare Armand, jij werd niet geboren in de tijd van mijn triestige kindertijd, en ik werd slechts uit deze modder getrokken toen gravin Eug. de Mercy voor mijn gefascineerde ogen verscheen, ik was toen 16 jaar en mijn kindertijd was voorbij. Maar er waren nog andere droevige zaken van invloed op mijn leven. Het is nutteloos te roeren in deze herinneringen, en wil zo vriendelijk zijn me er nooit naar te vragen."
21 februari 1924.
(aanklikken om te vergroten)
Reeds afstand genomen van Luik bij zijn vertrek naar Brussel, is het een jonge ambitieuze man, vergelijkbaar met de jonge Rastignac uit de roman van Balzac, die zich schrap zet voor de bestorming van Parijs én een nieuw leven. In juni 1868 - hoogste eer - wordt hij toegelaten tot de klas van Lambert Massart aan het Conservatoire National Supérieur de musique de Paris op aanbeveling van M. Auber, de directeur en van gravin de Mercy-Argenteau (archieven van het conservatorium van Parijs, referentienummer AJ 37 388, p406).
De klas van Lambert Massart is één van de beroemdste van het Conservatorium. Enkel heel getalenteerde studenten worden er toegelaten. Massart noteert dat Martin-Pierre "uitzonderlijk begaafd is en dat zal het Conservatorium ongetwijfeld tot eer strekken". In juli 1869 is het dan zover: de jongeman van 22 jaar, de enige tot de wedstrijd toegelaten buitenlander, behaalt een eerste prijs (ex-aequo) met unanimiteit van de jury. Hij ontvangt ook 100 Franse franken, een aanzienlijk bedrag in de 19de eeuw, en ongetwijfeld ook een viool, zoals gebruikelijk in die tijd (vreemd genoeg is er op dit punt enkel voor het jaar 1869 niets vermeld in de archieven).
Martin-Pierre heeft zijn studies voltooid, al zal hij zich toch gedurende korte tijd nog vervolmaken bij Joseph Joachim te Berlijn. De loopbaan van de jongeman kan beginnen.
Hoe verliep de loopbaan van Martin-Pierre Marsick eigenlijk ?
Ze omvat twee onderscheiden perioden, hoewel ze elkaar bij momenten overlappen: zijn leven als virtuoos en zijn leven als professor. Onze violist leidt daarnaast een leven als componist, laatst toegelicht aspect.
Marsick, de virtuoos
"Voor mij speelt deze artiest de eerste viool van Parijs en van duizend andere plaatsen. En zeggen dat het een Belg, een Luikenaar, een medestadsgenoot is! Ik ben er fier op! "
(aanklikken om te vergroten)
Een andere "medestadsgenoot" is niemand minder dan Henri Vieuxtemps die in november 1875 de interpretatie van zijn Concerto in mi klein door de jonge Marsick hoort tijdens de "Concerts Pasdeloup". De grote violist is verrukt en zijn lovende commentaren doen snel de ronde in muzikale middens wat de lofbetuigingen, reeds uitgelokt door het vioolspel van de jonge virtuoos, in de muziekkritiek verder versterken.
Goed op gang getrokken, zal de loopbaan van Martin-Pierre Marsick zich vervolgens spreiden over ongeveer 20 jaren, van 1875 tot 1895. Hij wordt eerst en vooral veel gevraagd voor de concerten gedirigeerd door Charles Lamoureux (de "Nouveaux Concerts"), verder door Jules Pasdeloup (de "Concerts Populaires") én Edouard Colonne (de "Concerts Colonne"), een machtig triumviraat van chef-dirigenten in de Parijse muziekwereld van toen.
Men hoort hem ook vaak tijdens de toenamlig prestigieuze "Concerts du Conservatoire". Zoals te verwachten, omvat zijn repertorium de grote werken voor viool: hij speelt de concertos van Bach, van Beethoven, Bruch, Lalo, Mendelssohn, Saint-Saëns, Tsjaikovski, Vieuxtemps, Widor, Wieniawski.
Niettemin is het in kamermuziekverband dat Marsick de volle maat van zijn talent laat zien. Of hij nu de Sonate van Fauré (op.13) of deze van Saint-Saëns (op.75) speelt - die hem overigens werd opgedragen-, of hij het Premier Trio van Chaminade interpreteert - hem eveneens opgedragen -, of een Trio van Lalo, of nog wanneer hij het Quintette van Franck creëert, hij is dáár voor alle belangrijke concerten.
(aanklikken om te vergroten)
Hij is vooral te beluisteren bij de "Société nationale de musique", voornamelijk van 1876 tot 1886. Het zou ons té ver afleiden van deze biografie om de boeiende geschiedenis van deze in 1871 opgerichte vereniging, kort na de Frans-Pruissische oorlog, te schetsen. Misschien volstaat het haar devies (lijfspreuk) Ars Gallica in herinnering te brengen, en te vermelden dat ze ongetwijfeld van grote invloed was op de uistraling van de Franse muziek op het einde op de 19de eeuw. Marsick trad er niet alleen regelmatig op, hij was er ook verenigingslid vanaf 1877 opgenomen op voorlegging van composities van eigen hand. In die periode werd ook het Quatuor Marsick opgericht dat snel zou uitgroeien tot één van de beroemdste en beste strijkkwartetten van de hoofdstad. De samenstelling ervan zal in de loop van de jaren lichtjes wijzigen: Martin-Pierre Marsick (1ste viool), Guillaume Rémy of Richard Loys (2de viool), Louis Van Waefelghem (altviool) en Jules Delsart of André Hekking (cello). Marsick vormt ook enkele gelegenheidsstrijkkwartetten, onder andere met Joseph Joachim, zijn gewezen professor, wanneer deze Parijs aandoet in 1886, of trios met ondermeer de beroemde Russische cellist Anatoliy Brandukov en de minstens even beroemde pianist Vladimir Pachmann.
Het repertorium van het Quatuor Marsick is buitengewoon interessant zoals bijvoorbeeld de laatste strijkkwartetten van van Beethoven, toen aanzien als moeilijk interpreteerbaar.
Het laatste kwart van de 19de eeuw is ook bij uitstek hét tijdperk van de muzieksalons waarvan de invloed aanzienlijk is op de ontwikkeling van de Franse kamermuziek. Jammer dat deze vandaag de dag nog lijden onder zon slechte reputatie... Men kan ze in volgende 3 grote categorieën indelen: de aristocratische, de burgerlijke en de artistieke salons. (cfr. Cécile Tardif, "Les salons de musique à Paris sous la Troisième République, mémoire de maîtrise", Montreal, Université de Montréal, 1994, 114 p.)
1857-1944
1821-1910
Marsick bezoekt ze allemaal vaak en trouw, maar zijn eigen optredens in de artistieke salons zijn de meest interessante. Hij maakt eerst zijn opwachting bij de Chaminades, buren en vrienden van de Vésinet; vervolgens bij Camille Saint-Saëns; verder bij cellist Charles Lebouc, waarvan de naam in de vergetelheid is geraakt maar er één van de best bezochte salons van de hoofdstad op nahield; maar evenzeer bij pianist Louis Diemer waar hij ondermeer voor de tweede en laatste keer voor de levende Saint-Saëns het "Carnaval des animaux" herneemt, werk dat werd gecreëerd in 1886 op de jaarlijkse Vette Dinsdag bij Charles Lebouc. Men ziet hem ook bij zangeres Pauline Viardot, wiens salon alle grote namen uit het Franse en buitenlandse muziekleven aantrekt: Liszt is er een vaste bezoeker, Fauré was een tijdlang verloofd met één van de dochters van Pauline, Saint-Saëns verklaarde zich verliefd op de vrouw van het huis, zoals ook Tourgueniev, en niemand minder dan Verdi bezocht het salon aan de rue de Douai geregeld...
© Jacques Marsick
(aanklikken om te vergroten)
Een briefje van Pauline aan Martin-Pierre Marsick geeft ons een idee van de sfeer die er in het salon hing. Tsjaikovski, Brandukov, Viardot en Marsick samenbrengen voor een klein concert "sans façon" (i.e. ongedwongen) wie doet beter?...
Een concertrondreis in Amerika
Tijdens zijn concertreis door Amerika in 1895-1896 beleeft Martin-Pierre Marsick het hoogtepunt van zijn loopbaan als violist. Hij heeft al rondreizen gemaakt, onder meer in Engeland en Rusland, waar hij aanzienlijke successen behaalde. Maar rond de eeuwwisseling kan niets wedijveren met een rondreis in de Nieuwe Wereld, zowel wat betreft inkomsten als roem.
Aangekomen in Amerika op 20 oktober 1895, zet Marsick een concertreeks in die hem brengt van New York tot San Francisco, zonder Toronto en Montréal te vergeten. Met bijna overal hetzelfde programma - voornamelijk het Concerto nr 4 in re klein van Vieuxtemps, het Concerto nr 3 in re klein van Bruch én het Concerto voor viool van Lalo wordt hij enthousiast onthaald, zowel door het publiek als door de critici die de violist dankbaar zijn niet te zoeken naar eigen aandacht ten nadele van de muziek. Marsick valt zeer in de smaak door zijn grote muzikaliteit. Te San Francisco evenwel laat hij zich het vedetteschap ontglippen, want deze keer is de "begeleider" de wereldvermaarde pianist... Ignaz Paderewski !
San Francisco
"Martin Pierre Marsick and Ignaz Paderewski"
Marsick, de professor
Martin Pierre Marsick, 1892,
©Jacques Marsick
(aanklikken om te vergroten )
Martin Marsick was zeker ook één van de vermaardste vioolprofessoren op het einde van de 19de eeuw. Eerst geeft hij privélessen aan 20 Franse frank per les, hiermee de best betaalde professor van Parijs. Men zegt dat hij veeleisend, onbuigzaam en soms zelfs arrogant was. Hoe dan ook, in 1892 wordt hij aangesteld als professor aan het Conservatoire national supérieur de musique de Paris, ter vervanging van Eugène Sauzay, met instemming of veeleer... op pensioen gestuurd. Het is de bekroning, getuige daarvan de stortvloed aan gelukwensen die hij vanuit de muziekwereld mag ontvangen.
Zijn loopbaan zal er helaas kort zijn - slechts 8 jaar, van 1892 tot1900 - maar vruchtbaar. In het bijzonder drie leerlingen zullen zijn roem verzekeren: Carl Flesch, eerste prijs in 1894, Jacques Thibaud in 1896 en Georges Enesco in 1899.
© privé verzameling Pierre Marsick
(aanklikken om te vergroten)
Jacques Thibaud houdt aan zijn leermeester de herinnering over aan een man, gevoelig voor zijn materiële moeilijkheden, bezorgd om zijn noden, een schouder waarop hij kan leunen wanneer hij geen prijs behaalt bij zijn eerste wedstrijd. Alhoewel men niet aan de oprechtheid van zijn erkentelijkheid jegens Marsick kan twijfelen, het geromantiseerde verhaal dat hij ophangt over hun omgang (geheel volgens de hagiografische stijl van die tijd), zal fel worden aangevochten door Armand Marsick, die in de kantlijn van een exemplaar van de herinneringen van Thibaud - in zijn bezit - schrijft: "Heel dit verhaal is zuivere fantasmagorie! Er is geen woord waar van dat alles ! "
Georges Enesco, hield niet veel van zijn professor. Wat er ook van is, hij aarzelt niet om hem zijn aandeel te gunnen in zijn herinneringen: "Deze uitmuntende professor met grote vermaardheid, volgde in 1892 Eugène Sauzay op. Hij heeft me geleerd beter viool te spelen en sommige werken te leren kennen." (bron : "Les souvenirs de G. Enesco ", ed. Flammarion, 1955).
In de herinneringen van Carl Flesch vindt men de meest gedetailleerde objectieve commentaren - zo komt het ons voor - over het onderricht van Martin-Pierre Marsick:
"Hij heeft me geleerd mijn verstand te gebruiken zonder het muzikale karakter te verraden [...]. Hij heeft gezorgd voor de ontwikkeling van mijn rechter arm én me leren nuances uitvoeren. Hij had een stijl die me zeer aangenaam was, en hij heeft me bewust gemaakt van de verschillende uitdrukkingsmogelijkheden die tot dan toe in mij sluimerden. Hij heeft me een universum onthuld waarvan ik het bestaan niet vermoedde, en om er toegang toe te krijgen, moest ik mijn techniek vervolmaken. " (The Memoirs of Carl Flesch, uitgegeven door Hans Keller en C.F. Flesch, New York, Da Capo Press, 1979, p.66-67 vrije vertaling)
Het is niet gemakkelijk zich een juist idee te vormen van de techniek en de speelwijze van een violist waarvan we over geen enkele opname beschikken. Men moet zich dus verlaten op de commentaren van zijn tijdgenoten of leerlingen. Wij hebben gezien hoe goed Vieuxtemps het spel van de jonge Marsick vond. De Russische componist César Cui, één van de stichters van Het Machtige Hoopje, heeft hem gekend in Moskou en Sint-Petersburg. Hij heeft zijn Concertante Suite aan hem opgedragen. Hij dacht over het spel van Marsick hetvolgende: "De techniek van M. Marsick is zeer gevarieerd. De klank van zijn instrument is rond, soepel, vol warmte; de zuiverheid van intonatie is opmerkelijk tot en met de hoogste (en)harmonieke klanken. De snelheid in de trekken is verbluffeld. Hij heeft toegang tot alle nuances van het diepste gevoel tot de briljantste en gekste vreugde. Zijn contrasten worden veredeld door een uitnemend stijlgevoel zonder dat dit de grenzen van echte kunst overschrijdt." (La gazette musicale, janvier 1886)
Jules Massenet volgend op
de aanstelling aan het
conservatorium van
Martin-Pierre Marsick
©Jacques Marsick
(aanklikken om te vergroten)
Carl Flesch preciseert over zijn spel :
"Zijn kracht lag in zijn boogvoering. Zijn rechterarm was een modelvoorbeeld van fysiologische ontwikkeling, een perfect werktuig, alhoewel de staccato in zijn geval zijn tekorten had. Hij ontwikkelde een betoverende klank (kleur), was in staat de sonoriteit soepel aan te passen, speelde met een grote verbeelding (beeldkracht), in staat de aandacht te blijven behouden zonder in maniërisme te vervallen. Zijn linkerhand integendeel, scheen achter te blijven, wat vermoedelijk veroorzaakt werd door de late start van zijn vioolstudies. Op sommige momenten ontbrak het zijn intonatie en positiewisselingen aan zekerheid. [...] Maar in Parijs had hij geen rivalen, zeker wat kamermuziek betreft. " (The memoirs of Carl Flesch , op.cit., p.65 vrije vertaling)
In 1900 kwam er een bruusk einde aan de carrière van professor Martin Pierre Marsick, op grond van een schandaal. In oktober 1899 had Marsick bij directeur Théodore Dubois officieel een verlof van twee maanden aangevraagd. Hij schreef hem: "Ik heb de eer u om de gunst van een verlof van twee maanden te vragen voor de maanden januari en februari 1900, om me toe te laten een concertreis naar Oostenrijk-Hongarije én Italië te maken. Ik had je hiervan reeds mondeling op de hoogte gebracht. Tijdens de tournee zal ik verschillende Franse werken vertolken, waaronder uw mooi vioolconcerto.". (Archives Nationales, brief aan de directeur van het Conservatorium, 26 oktober 1899). Hij verkrijgt dus het gevraagde betaald verlof, verlaat de hoofdstad niet in oostelijke maar in westelijke richting, over de Atlantische Oceaan! Zijn vrouw achterlatend, neemt hij zijn minnares mee, wat tot een opzienbarend schandaal leidde. "Escapade van mijn nonkel", zou zijn neef Armand schrijven, "die een jonge vrouw meeneemt, Mw. Ch ...". (Deze minnares is een echt geheim. Cécile Tardif legt in een aantekening uit dat het haar onmogelijk is geweest de identiteit van die vrouw te achterhalen. Jacques Marsick, kleinzoon van Armand, heeft ook geen verdere informatie omtrent dit onderwerp.)
1922
© Jacques Marsick
(aanklikken om te vergroten)
Ahoewel hij zonder enige twijfel bedrog pleegde (valse voorspiegeling) jegens zijn oversten, is Marsick voldoende eerlijk om de directeur schriftelijk alles te bekennen. In een schrijven vanuit New Orleans, gedateerd februari 1900 (Archives nationales, dossier de professeur de Martin Pierre Marsick), dient hij zijn ontslag in, zich in de onmogelijkheid achtend tijdig terug te zijn voor het concours. Zijn ontslag wordt aanvaard op 1 april 1900, wat het einde van zijn carrière aankondigde. Marsick vegeteert enkele jaren in de Verenigde Staten, misschien te Chicago waar net een Belgische vioolschool van start is gegaan. Teruggekeerd in Frankrijk bij het begin van de 20ste eeuw, verzamelt hij zonder veel moeite leerlingen rond zich, want zijn pedagogische reputatie heeft niet al te sterk geleden onder zijn escapade, maar die leerlingen worden steeds zeldzamer na Wereldoorlog I.
Welke materiële sporen resten er van de vioolpedagogiek van Martin Pierre Marsick? In 1906 publiceert hij een klein werkje getiteld EUREKA, een reeks oefeningen om "zich in enkele minuten in vingers te zetten" (Archieven Nationale Bibliohteek van Frankrijk) en die hij als onfeilbaar verklaart! Carl Flesch zal het werkje als "ruimschoots problematisch" kwalificeren, zonder meer uitleg... Hij werkt tevens aan belangrijker boek over de viooltechniek, dat hij reeds aankondigt in "EUREKA" als een volledige hervorming van het vioolonderricht.
1908
© Jacques Marsick
aanklikken om te vergroten
La Grammaire du violon ("De grammatica van de viool"), het boek waaraan hij sinds jaren werkt, zal pas gepubliceerd worden in 1924, kort voor zijn dood. Een analyse van dit werk overstijgt het kader van deze biografie. Het volstaat het vernieuwende karakter van zijn pedagogiek te onderstrepen, waarin Marsick zich direct tot de gebruiker richt en waarbij hij fotos en illustraties toevoegt, in het bijzonder over de positie van de pols en de greep van de strijkstok.
Kortom, niettegenstaande op brutale wijze onderbroken, was de loopbaan van professor Marsick er op zijn minst één van een groot pedagoog, zoals Carl Flesch het ons herinnert: "Massart en Marsick hebben aangetoond welke spectaculaire resultaten een eersterangsprofessor kan bekomen. Marsick heeft op vijf jaar tijd Thibaud, Enesco en mezelf gevormd.". (The mémoirs of Carl Flesch, op.cit. pag. 68, vrije vertaling).
Marsick, de componist
De activeit van Martin Pierre Marsick als componist is niet essentieel, dit in tegenstelling tot deze van Georges Enesco. Die noemde zichzelf componist, doch violist om te voorzien in zijn levensonderhoud. Marsick is vóór alles violist! Desondanks liet hij een veertigtal werken na, het merendeel korte werken voor viool zoals dat overigens in die tijd gebruikelijk was. Zijn "Poème de mai" was een succesnummer. Bijna al zijn composities zijn uitgegeven bij Durand, Sénart, Schott, Enoch, enz. (zijn werken zijn in bewaring gegeven aan de Bibliothèque Nationale de France en aan Konkinklijke Bibliotheek Albert 1).
Hij componeerde ook een lyrisch drama "Le Puits" ("De Waterput") naar een libretto van Auguste Dorchain, dat waarschijnlijk geen enkele keer uitgevoerd werd. Verder een stuk voor strijkkwintet, fluit en klarinet op. 33 genaamd "Souvenir de Naples" en een kwartet voor piano, viool, altviool en cello op.43, dat naar alle waarschijnlijkheid voor het eerst werd uitgevoerd aan de universiteit van Luik tijdens de Concerts de Midi de la Ville de Liège op 23 oktober 1997 door de Belgian Chamber Artists. (Een tweede uitvoering had plaats op 28 oktober 1997 in het kader van de concerts de l'Automne musical à Louvain-la-Neuve. Opmerkelijk is de gelukkige samenloop van omstandigheden dat de violist van het kwartet Jerrold Rubenstein, ook eerste violist was in het orkest dat gedirigeerd werd door Paul-Louis Marsick, zoon van Armand en achterneef van Martin-Pierre.)
De laatste jaren
impossible d'identifier les différentes personnes présentes ...
Martin-Pierre est à gauche avec un chapeau.
Au dos de cette photo, une inscription au crayon de bois :
"dernière photo".
© Jacques Marsick.
Na de oorlog wordt de kroniek getiteld "Vie Chère" ("Beste Leven") vervangen door de kroniek "Salons" in de krant Le Figaro. Aan een bepaalde levensstijl kwam een einde wanneer een veelheid aan kleine monarchieën verdween. Ook de tijd van de Belle Epoque en de muzieklessen aan jonge meisjes uit begoede families is voorbij. In volle oorlogstijd, nl. in maart 1917 heeft Martin Pierre Marsick de kaap van 70 jaar bereikt. Zijn oude dag verloopt eerder triest en is zelfs aandoenlijk. Alhoewel hij er nog in slaagt leerlingen te vinden, heeft hij constant schrik ze te zullen verliezen en zo zijn broodwinning, zo erg zelfs dat hij weigert af te reizen naar Bilbao bij zijn neef om er Kerstmis 1922 te vieren. Hij speelt nog af en toe, maar veeleer voor kleine gelegenheden, eerder van "parochiaal" niveau.
Gescheiden van Berthe Mollot en zonder nakomeling of erfgenaam, heeft hij in februari 1920 een testament opgemaakt waarbij de jonge zangeres Suzane Decourt zijn volle erfgename wordt. Het is aan haar, in muziekmiddens gekend onder haar pseudoniem Mitza Rosario, dat hij in 1912 één van zijn laatste composities Pur Amour opdroeg...
Met zijn gezondheid gaat het bergaf:
23 januari 1924.
(aanklikken om te vergroten)
"Alhoewel het leven mij steeds zwaarder valt, blijf ik verderwerken zover mijn krachten het mij toestaan; ik heb heel veel toegewijde vrienden die me hebben bijgestaan tijdens mijn lange ziekte. Ik heb, naast andere kwalen, verschrikkelijke zenuwcrisissen die me toch niet geveld kregen. " (brief aan Armand Marsick, 23 januari 1924).
Op 21 oktober 1924 sterft Martin-Pierre Marsick te Paris. De 27ste heeft zijn begrafenis plaats in de basiliek Saint-Martin te Luik, dezelfde als deze waarin hij 77 jaar eerder werd gedoopt. Tijdens de begrafenismis wordt een Ave Maria geïnterpreteerd welke hij geschreven heeft twee maanden voor zijn dood met de aanwijzing "Te zingen in de kerk bij mijn begrafenis". Vreemd dat Martin Pierre, die zich vaak zo denigrerend uitliet over zijn geboortegrond, er in zijn laatste levensjaren zo naar verlangde er terug te keren. Zijn wens is dus vervuld, en op het kerkplein wordt zijn lichaam plechtig overgedragen aan de stad Luik na de gebruikelijke toespraken. Martin-Pierre Marsick wordt geïnhumeerd op het kerkhof van Robermont, met een concessie van eeuwigdurend onderhoud door de stad Luik.
Het graf van Martin-Pierre MARSICK
Kerkhof van Robermont
En zo eindigt het levensverhaal in het algemeen, zij het met een toch ongewone coda. Op 4 juni 1933 is Jupille-sur-Meuse het schouwtoneel van een toch wel bijzondere optocht: er wordt een herdenkingsplaat ingehuldigd aan het geboortehuis van Marsick en een concert onder de leiding van Armand Marsick, verenigt drie van de grootste violisten van de 20ste eeuw, Jacques Thibaud, Carl Flesch et Georges Enesco, allen gekomen om hun professor te eren.
"Martin Pierre Marsick",
op zijn ouderlijk huis
à Jupille-lez-Liège.
©Archieven Jacques Marsick
Na de gebruikelijke toespraken, vertolken de 3 virtuozen het Concerto voor drie violen en orkest van Vivaldi én elk van hen één werk van hun leermeester. Mooie affiche, die reeds de beroemde concerten van de drie... tenoren voorafgaat. Pakkend initiatief van Armand Marsick. Mooi gebaar van Thibaud, Flesch et Enesco, toen alle drie op het toppunt van hun roem. Opmerkelijke steun van de Société Liégoise de musicologie, die beschermheer van het concert is. (Met dank aan M. Stéphane Dado van de Société de musicologie, die ons het programma van het concert bezorgde).
"Aan hem ben ik verschuldigd te hebben begrepen dat het (muziek)onderricht de nobelste van de artistieke activiteiten is" heeft Carl Flesch in zijn mémoires neergeschreven. Men kan Martin-Pierre Marsick geen schoner eerbetoon brengen.
Novembre 1998.
Revue de la Société liégoise de musicologie.
Vertaling naar het Nederlands
Jan en Rolande De Geyter-Spanoghe
November 2015