Paul-Louis Marsick
(1916-1969)


Griekenland 1917

Het is in de stadswijk Paleos Phaleros van Athene, aan het strand van de Egeïsche Zee aan de voet van de berg Hymet dat Paul-Louis Marsick geboren wordt op 9 februari 1916. Hij hield ervan te zeggen dat de Griekse aarde en de goden van de Olympos zijn lot hadden bezegeld. Vaak citeerde hij volgend vers van Baudelaire "Homme libre, tu chériras la mer" (Vrije mens, je zal de zee innig liefhebben). Zijn eerste elf levensjaren zal hij aan stranden doorbrengen, want na de Egeïsche zee volgt de Golf van Biskaje te Bilbao.

Zijn vader Armand Marsick is dan directeur muziekstudies aan het Conservatorium van Athene en stichtend chef-dirigent van het Symfonisch Orkest. Zijn moeder, Italiaanse, is een goede amateur-kunstschilder. Zijn ouders zullen bijzonder toegewijd zijn aan zijn opvoeding. Zijn grootmoeder Edma Breton, markiezin Sampieri, zal voor hem ook van groot belang zijn. Edma was zangeres en was een mooie carrière als beroepszangeres weggelegd. Zelfs al had ze haar dromen als artieste moeten opgeven door haar huwelijk, toch bleef ze elke ochtend vocalises oefenen en Paul-Louis heeft dikwijks herinneringen opgehaald aan deze grootmoeder die hij innig liefhad. Anders uitgedrukt, hij groeide op in een kunstenaarsomgeving, tussen een grootmoeder die hem wiegde met haar melodieën, zijn moeder als talentvol kunstschilder en zijn vader die slechts voor de muziek leefde. Op jonge leeftijd zal hij zich eveneens laten inpalmen door muziek, van vitaal belang voor alle Marsicks tot op de dag van vandaag.

In 1922 volgt hij zijn ouders naar Bilbao waar zijn vader benoemd werd aan het Conservatorium. Griekenland, dan Italië (vaderland van zijn moeder) en tenslotte Spanje, en zelfs al ligt Bilbao ver van de Middellandse Zee, het is toch een zuiders land met een mediterraan klimaat. Zijn blikken zullen altijd gericht zijn op die Middellandse Zee. En toch was hij een Belg omdat zijn vader het was!

Spanje

Aan Griekenland zou hij bijna geen herinneringen overhouden. In januari 1922 vestigt de familie zich in Deusto, een wijk van Bilbao waar Armand eern huis gevonden heeft... zonder schoorsteen. Ze komen er aan in volle Baskische winter. Het is druilerig weer... maar Paul-Louis zal zeer goede herinneringen overhouden aan de tijd in Bilbao. Hij wordt ingeschreven in de lagere school die hij helemaal zal uitlopen in deze stad. Hij leert snel Spaans (met Baskisch accent) en zal die taal spreken en schrijven zonder fouten. En zo is hij drietalig, vermits zijn vader en grootmoeder hem toespreken in het Frans én zijn moeder in het Italiaans. Hij zal zijn hele leven nauwe banden blijven onderhouden met de vrienden uit zijn kindertijd. Hij zal er op een dag terugkeren om het orkest te dirigeren, door zijn vader gesticht in 1922. Het is daar dat hij zijn muziekstudies aanvat in het conservatorium dat geleid wordt door zijn vader. Spontaan zal zijn vader hem een viool toesteken. Het is pas bij de terugkeer naar België rond 1928 dat hij voor de cello kiest, meer dan waarschijnlijk beïnvloed door de oudste broer van zijn medeleerling aan het atheneum van Schaarbeek, Pierre Darcy.

Te Bilbao woont hij enorm veel concerten bij. Eerst en vooral deze van zijn vader aan het hoofd van het Orquesta Sinfonica. Ook kamermuziek. Hij beleeft alle hoogtepunten van het Europese muziekleven, ontmoet Jacques Thibaud, Arthur Rubinstein, Blanche Selva, Hector Dufrasne, zangeres Demougeot en nog vele anderen.

Ook de Schone Kunsten en de literatuur spelen een belangrijke rol in zijn vorming. In het Spaans leest hij werken van Calderon, Robinson Crusoë "explicadas a los niños", "la vida de grandes hombres", Franklin en Dante, vanzelfsprekend Cristobal Colón evenals "Don Quijote de la Mancha para uso de los niños" van Cervantes. Zelfs non-fictie zal hem vormen, jonge Baskisch-Spaanse snaak die hij kon geworden zijn. Laten we niet vergeten dat Primo de Ribera in die jaren zijn dictatuur oplegde.

België

Toch wordt de familie in 1927 opnieuw verplicht te verhuizen. Het betekent de terugkeer van zijn vader naar België. Ze gaan wonen aan de Helmetse Steenweg te Brussel. Hij wordt onmiddellijk ingeschreven in het zesde jaar aan het Koninklijk Atheneum van Schaarbeek, gemeente aan de oostzijde van Brussel stad. Naast hen wonen de Darcy’s, boulevard Lambermont. Het is een Franse familie. De vader ontwerpt behangpapier voor een grote fabriek.

Aanklikken om te vergroten
Jacques Gaillard

Ze hebben drie kinderen: Cécile is kunstschilder, Robert cellist 1ste prijs aan het Conservatorium van Lyon (het toekomstige Conservatoire Supérieur) en Pierre... scout. Het scoutisme zal voor Paul-Louis een echte levensschool zijn. Robert zal een heel grote invloed hebben op de zeer jonge Paul-Louis. Hij is zonder twijfel diegene die hem ertoe zal aanzetten de viool te wisselen voor de cello. Paul-Louis interesseert zich nauwelijks aan zijn klassieke humaniora. Hij interesseert zich slechts voor geschiedenis en Frans en is al te zeer benomen door zijn muziekstudies. Aan het einde van het 4de jaar verlaat hij definitief het Atheneum. Hij wordt dan ingeschreven aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel en volgt celloles in de klas van Jacques Gaillard, een buitengewoon pedagoog.

Paul-Louis zal een diepe bewondering voor hem hebben en als de auteur van deze tekstlijnen Jacques noemt, dan is het uit genegenheid voor deze professor dat Paul-Louis hem deze voornaam gaf. Vanaf dat ogenblik zal het parcours van Paul-Louis voorbeeldstrekkend zijn in het verwerven van een zeer complete opleiding.

De opleiding aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel

Aanklikken om te vergroten
Met zijn vader Armand
Oostende 1934

In 1933 behaalt hij de Eerste Prijs Muziekgeschiedenis met "grote onderscheiding" (in Frankrijk hetzelfde als de vermelding zeer goed) in de klas van Ernest Closson, één van de beste Europese musicologen. Voor deze professor zal hij blijvend een bijzondere genegenheid bewaren. Hierdoor zal hij later twee studiebeurzen kunnen verwerven, één voor een verblijf in Salzburg, een ander in Italië.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zal hij enkele bibliografische artikels over een aantal musici schrijven en belangrijke monografieën over Rossini en Grétry, onder de bescherming van Closson. Hij becommentarieert zelf zijn concerten en die van Jeunesses Musicales (Jeud & Muziek) zonder spiekbriefje. Deze muziekcultuur werd nog versterkt door zijn betrokkenheid op cultuur in het algemeen, waarbij o.m. literatuur, schilderkunst en architectuur onmisbaar waren. Voor hem stond alles in verband met elkaar. Men kan zonder omwegen stellen dat hij het voorbeeld van een "honnête homme" van de 18de eeuw was. In 1934 behaalde hij zijn 1ste prijs harmonie in de klas van Fernand Quinet, een ander Belgisch grootmeester. In 1935 behaalde hij zijn 1ste prijs cello in de klas van Jacques Gaillard met onderscheiding (vermelding goed), in 1936 een lste prijs kamermuziek met onderscheiding in de klas van Wagemans en een 2de prijs contrapunt in die van Raymond Moulaert. Tot slot een 1ste prijs fuga in de klas van Léon Jongen in 1938. Bovenop deze volledige vorming, kunnen we er nog aan toevoegen dat hij ook de lessen orkestdirectie volgde in de klas van René Defossez.

Aanklikken om te vergroten
Paul-Louis te Salzburg
1938

De cellist

Aanklikken om te vergroten
Het cellokwartet
1937

Paul-Louis Marsick had zeer snel door dat hij nooit de top van de virtuositeit zou bereiken, noodzakelijk zijn voor een carrière als solist. Maar hij had daarentegen een passie voor kamermuziek. Lang heeft hij ervan gedroomd deel uit te maken van een strijkkwartet, voor hem de meeste volmaakte bezetting. Hij zou voor de oorlog de kans krijgen een stapel strijkkwartetliteratuur te verslinden dank zij een excellent amateur, met een acuut gebrek aan studietijd en waarvan de naam jammer genoeg onbekend is die zoveel mogelijk werken wou ontdekken. De strijkkwartetten van Haydn, Mozart, van Beethoven en vele anderen werden systematisch verkend. Paul-Louis hield er de beste herinneringen aan over. Zijn vader zal hem als solist laten spelen te Verviers of hem de pupiter van de cello’s toevertrouwen voor de concerten naar aanleiding van de Tentoonstelling over Water te Luik in 1939.

Zijn aangenaamste ervaring voor de oorlog was de oprichting van zijn "Quatuor de Violoncelles de Bruxelles" in 1935. Naast hem zijn de andere pupiters bemand door Robert Darcy, Franz Degroot en J. Vanderperen. Het repertorium zal - naast arrangementen geschreven door Robert Darcy, bestaan uit de sonate nr. 2 voor 4 cello’s van Carl Philippe Emmanuel Bach, het concerto nr. 2 voor vier cello’s en orkest van Händel. Verder ook werk speciaal gecomponeerd voor dit originele kwartet: het "Divertissement" (Divertimento) in vier bewegingen en een concerto voor vier cello’s en orkest van Robert Darcy, een "Fantaisie rhapsodique pour quatre violoncelles" (Rapsodische fantasie voor vier cello’s) op.21 van Jean Absil, het ongedateerd werk "Seguito Intimo"van Henri Challan en twee stukken voor vier cello’s op.89 van Joseph Jongen uit 1929.

Aanklikken om te vergroten
Trio van Henegouwen

Het cellokwartet zal in 1939 uitgenodigd worden op de "Exposition de l'Eau" te Luik. Maar het uitbreken van WO II stopt de activiteiten van het kwartet. Gedurende de oorlog, na de vlucht naar zuid-west Frankrijk in 1940 én zijn terugkeer in België, zal hij cellopupiters bezetten in zowel het radiosymfonieorkest van de NIR als het Nationaal Orkest van België, in vervanging van de in Duitsland gevangen genomen cellisten. De terugkeer van de bevrijde cellisten zal hem deze posten ontnemen.

Aanklikken om te vergroten
Trio van Henegouwen - 1954

In 1953 zal hij cellist worden van het Trio du Hainaut (Trio van Henegouwen), gesticht door de Bergense violist Maurice Onderet, die naar zijn geboortestad terugkeerde na een lang verblijf in Montréal in Canada. Pianiste Edith Nisol vervolledigde het trio en was een uitstekende pianiste. Ze zullen op korte tijd een tiental concerten geven in het Henegouwse maar ook daarbuiten. Het trio kende maar een relatief kort bestaan, tot de zomer van 1956 wanneer Paul-Louis een verkeersongeval had in de Gers (Frans departement) met dramatische gevolgen. Een dubbele breuk van de linkeronderarm, slecht geopereerd in Agen, zal hem verhinderen zijn onderarm volledig te kunnen draaien, met als gevolg dat hij het cellospel noodgedwongen moest opgeven.

De tweede wererldoorlog

Kleine terugblik in het verleden. Na maanden van een eigenaardig verlopende oorlog tussen Frankrijk en Duitsland, van september 1939 tot mei 1940, viel het Duitse leger België plots binnen op 10 mei.

Aanklikken om te vergroten
Paul-Louis, Andrée
en Jacques
Mézin - 1943

Het Belgisch leger kan niet weerstaan aan de tankdivisies noch aan de parachutisten die de forten van Luik in enkele uren innemen, nochtans oninneembaar geacht. Hoe te handelen? Paul-Louis was vrijgesteld van legerdienst maar is plichtsbewust. In Brussel ontmoet hij scoutsvrienden en op 14 mei trekt hij met hen naar Frankrijk in de hoop daar een divisie te vormen om de Wehrmacht te bestrijden. De 17de bevindt hij zich te Montpellier, vervolgens te Villeneuve-lès-Maguelone, in een in der haast opgezet opvangkamp. Nooit zal deze divisie opgericht kunnen worden bij gebrek aan wapens. Hij probeert zonder succes in dienst te treden bij het Franse leger. Ondertussen voert hij een drukke correspondentie, want de post circuleert ondanks de gevechten, met een achternicht die hij eerder meermaals ontmoette. Hij doet er alles aan om Andrée Protat en haar moeder Marie Protat te overhalen hem in Montpellier te vervoegen, wat ze ook doen. Zeer snel verloven Andrée en Paul-Louis zich en Andrée zal de ring die hun liefde bezegelt nooit meer uitdoen...

Op 25 juni staken de gevechten. De beschamende wapenstilstand die generaal Pétain ondertekent, zal Frankrijk in twee zones splitsen. De repatriëring van de Belgische scouts zal weldra starten, maar Paul-Louis blijft omdat hij zijn lot verbonden heeft aan zijn verloofde. Waarheen nu? Ze beslissen de familie van Georges Protat, de jongste broer van Andrée, te vervoegen in de Gers. Ze zullen uiteindelijk hun valiezen neerzetten in Mézin (Lot-et-Garonne) na verschillende tegenslagen. Ze huwen er op 28 april 1941. Paul-Louis’ ouders smeken hem terug te komen naar Brussel. Ook zijn grootmoeder. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ze zullen moeten wachten tot de bezetting van de zuidelijke zone om van de Duitsers toestemming te krijgen met de familie terug te keren naar Brussel. Ze zullen er aankomen op 27 juni 1943. Paul-Louis kan onmiddellijk de cellopupiter in beide bovenvermelde orkesten invullen. Hierdoor ontsnapt hij aan de STO (Deportatiedienst). Brussel zal door de Engelsen bevrijd worden op 3 september 1944. De vrijgelaten cellisten komen iets later terug en nemen opnieuw hun pupiters in waardoor Paul-Louis werkloos wordt. Hij moet noodgedwongen slecht betaalde concertrondreizen aanvaarden of spelen in de cafés waar er op dat ogenblik nog geen jukeboxen stonden ! Andrée is de enige kostwinner met een vast loon als onderwijzeres aan het franstalig Lyceum van Brussel, toen vlakbij het Zuidstation gelegen. Van welk hout moeten ze pijlen snijden wanneer hun derde kind geboren wordt in maart 1945 ?

Het Lesgeven

De enige manier om zijn brood te verdienen was het onderwijs. De redding zal eerst komen van de muziekacademies van Etterbeek, Brussel en tot slot 's Gravenbrakel waar hij celloles geeft, erna nog van het Koninklijk Atheneum van Ukkel in 1947. In 1948 is hij interimaris aan het Atheneum van Morlanwelz en aan de Normaalschool van Henegouwen. Ze moeten kiezen tussen de provincie en de hoofdstad. Maar het perspectief op een snelle benoeming in Morlanwelz met een dubbele post doet de weegschaal snel overslaan. Op Pasen 1949 verhuizen ze naar Familleureux. Voor de schrijver van deze tekstregels, is er enerzijds de verrukking in een ruim en comfortabel huis te wonen maar anderzijds ook de eeuwige spijt Brussel te verlaten, want dat dorp bevindt zich afgelegen op het platteland. Paul-Louis Marsick zal moedig de verschillende "graden" van de opleiding pedagogiek doorlopen, van onderwijzer tot licentiaat (het hoogste niveau in België) met de hoogste quotering. In 1954 koopt hij de beruchte Volkswagen kever, dank zij de karige vrijgevigheid van een nonkel die het geld voorschiet... De ganse familie kan de wagen in! De ouders vooraan, de drie oudsten op de achterbank en de tweeling, geboren in 1947, in de kleine kofferbak achter die achterbank, aangezicht naar aangezicht... Als supplement op een bagagerek bovenop het dak, was er binnenin een net gespannen tussen twee metalen staven boven de zetels, eveneens gevuld met bagage, zonder het kofferbakje achteraan te vergeten dat bekleed was met huislinnen... voor de verbetering van het comfort van de tweeling. Van dan af nemen ze op zondag de wagen richting Brussel naar de grootouders of gaan ze de wegen en monumenten van het land verkennen. De grootste ontroering zullen de tranen van Andrée zijn wanneer ze de Franse grens te Bois-Bourdon oversteken en zij het grote bord "France" op de weg naar Maubeuge zal zien staan...

Zowel aan het Atheneum als aan de Normaalschool zal Paul-Louis proberen generaties middelbare scholieren de muziek bij te brengen. Velen houden er een dierbare herinnering aan over zoals aan de cello die hij tijdens de les bespeelde, de eerste 33 toeren-platen en hun ontdekking van componisten. De getuigenissen zijn talrijk en soms aandoenlijk.

Aanklikken om te vergroten
De familie Marsick in vakantie in de Sud Ouest
met de familie Protat - zomer 1957
(Aanklikken om te vergroten)

Kort nadien richt hij een koor op. Er wordt gerepeteerd ‘s morgens voor de lessen of tijdens de middagpauze. Het trad minstens tweemaal per jaar op, naar aanleiding van het schoolfeest van het APC (Athénée Provincial du Centre) en tijdens de winter op het meisjeslyceum, ernaast gelegen, voor de "fancy-fair" met OLHHemelvaart. Het repertorium ging van de Renaissance met Rolandus Lassus tot Negrospirituals, met tussenhaltes in de Tsjechische volksmuziek met bijvoorbeeld "Tece Voda" en ontelbare canons! Deze koorzangpraktijk was slechts één van de vele door Paul-Louis Marsick beoogde pedagogische aspecten. Zijn klas was ook een permanente tentoonstelling van muziekinstrumenten, foto’s en reproducties van schilderijen van componisten. Bovendien stelt Paul-Louis Marsick op 15 oktober 1951 het eerste concert van "Jeunesses Musicales du Centre" (Jeugd&Muziek) voor dat hij stichtte. Maar vóór die datum zal hij nog een lange studiereis maken naar Italië dank zij een beurs van prinses Marie-Josée. Het resultaat hiervan zal de voorstelling worden van een belangrijk onderzoekswerk over componist Francesco Antonio Bonporti (1672-1748).

De «Jeunesses Musicales du Centre»

Gedurende de jaren 50 en 60 zullen er tientallen concerten aangeboden worden aan de leerlingen van de scholen uit de "Centre", een industriegebied dat zich uitstrekt tussen La Louvière, Mons en Charleroi. Kan men stellen dat deze concerten voor de jeugd één van de zeldzame ontsnappingsmogelijkheden waren uit de ruwe landschappen van mijnschachttorens, terrils, hoogovens en metaalfabrieken? Het succes ervan verzwakt niet door de energieke leiding van Paul-Louis Marsick, bijgestaan door degelijke en geëngageerde equipes. Jacques Lefèvre, leraar geschiedenis aan het APC en diens echtgenote, Jean-Marie Sente, André Bougard en zovele anderen. Elke schoolvestiging had zijn klasafgevaardigden die belast waren met het recruteren van hun klaskameraden.

Een volledige ploeg jongeren verwelkomde het publiek en bereidde de recepties na de concerten voor. Ze vonden eerst plaats in het Institut Provincial des Arts et Métiers te La Louvière, later in het Nouveau Théâtre van La Louvière, een heel mooie zaal met perfecte akoestiek. Léon Fleischer, Pierre d'Archambeau, de Maîtrise de la RTF gedirigeerd door Jacques Besson, die we ‘s zomers terugzagen in de Sud Ouest met zijn fantastische Amerikaanse partner. Jaime Laredo, Tamás Vásáry die een vriend des huizes zou worden en die elk concert liet voorafgaan door een uur yoga! De "kinderen" Pasquier, waarvan de jongste cellist was en die nog zo klein was dat zijn voeten van een stoel nog hingen te bengelen, folkloristische groepen zoals de balletten van Brno of van Andalusië, ook jazz zoals met die Amerikaans trompettist die een volle fles whisky naar binnen goot tijdens zijn optreden... en kort erna stierf! Maar welk een kracht en adembeheersing! De muren trilden ervan! En zeker ook Paul-Louis Marsick aan het hoofd van menig orkest.

Veel artiesten logeerden thuis bij Paul-Louis Marsick: de gelegenheid om naar hen te luisteren in privé. De cellisten werden bijzonder vertroeteld zoals Guy Fallot, Maurice Gendron... en zijn pianist Jean Français. De kinderen werden diep getroffen door deze zo uitzonderlijke ontmoetingen. Maar ze werden ook sterk betrokken in de concertvoorbereidingen zoals het drukken van de programmabrochures met stencils op een machine die slechts één blad per keer afdrukte! Ze leefden ongetwijfeld op een andere planeet, ver van de klassieke studies van ijverige leerlingen. Of ze spijt hebben van die mooie momenten?!

Het IPEL

Wanneer Paul-Louis aankomt in Morlanwelz, knoopt hij onmiddellijk vriendschap aan met een opmerkelijke leraar Frans, Louis Philippart. Deze zou evenwel kort daarna een andere functie bekleden, deze van directeur van het Institut Provinciale de l'Education et des Loisirs. Dit instituut was in 1945 gegroeid uit een Provinciale Commissie van "Loisirs des ouvriers", gesticht in 1919. Dit instituut had dus als doelstelling aan de fabrieksarbeiders en mijnwerkers toegangsfaciliteiten aan te bieden tot cultuur met een grote C. Een van de afdelingen van dit instituut hield zich bezig met muziek, onder meer door subsidies te verlenen aan instrumentale en koorverenigingen van de provincie (Henegouwen). Zodra Louis Philippart er de leiding neemt, verveelvoudigt dit instituut de grote culturele manifestaties. In het bijzonder toneelvoorstellingen waarvoor de beste Parijse gezelschappen gecontracteerd worden, zoals een overgetelijke cyclus van Racine in 1954. Ook talloze tentoonstellingen en voordrachten worden georganiseerd. De oprichting van een bibliotheek zal een merkwaardig werkinstrument worden voor de verspreiding van boeken via de daartoe aangekochte bibliotheekbus... De muziekafdeling van het IPEL zou geleid worden door Paul-Louis Marsick, soms een zeer ontstuimige bondgenoot van zijn vriend Louis. Paul-Louis zal alle jury’s voorzitten die oordeelden over de artistiek kwaliteit van fanfares en harmonieën (soort HaFaBra), zeer talrijk in de provincie. Dit gebeurde altijd op een zater- of zondag. Hij zal bovendien veel voordrachten geven, zelfs in de Maisons du Peuple (Volkshuizen) van de kleinste gemeenten én fabrieken wanneer ze de deuren voor hem wilden openen. Hij zal ook les geven aan toekomstige bibliothecarissen te Doornik, Bergen en Charleroi en verschillende diepgaande artikels schrijven voor het tijdschrift "Rencontres" van het IPEL. Kortom, een leven aan "overdreven snelheid" alsof hij voelde dat zijn tijd geteld was. Temeer daar aan al deze activiteiten nog het docentschap harmonie aan het Koninklijk Conservatorium van Bergen werd toegevoegd in 1962.

De musicus : Het Ensemble Instrumental MARSICK

Aanklikken om te vergroten
Ensemble Instrumental Marsick

We zouden bijna vergeten dat hij voor alles musicus is. Wanneer hij na 1956 geen cello meer kan spelen, richt Paul-Louis Marsick zich op orkestdirectie. Het is ongetwijfeld daarin dat hij het meest zal uitblinken. Zijn erkenning als talentvol dirigent laat niet op zich wachten. Zijn eerste wapenfeiten zal hij plegen met het orkest "Musica Viva" te Brussel. Met hen zal hij vele tientallen concerten verzorgen. Maar het is niet zijn orkest. Hij zal er meerdere jaren over doen om zijn project te laten rijpen, nl. zijn eigen orkest stichten. Daarvoor zal hij een schare instrumentisten rond zich verzamelen, allen houder van een 1ste prijs aan Koninklijke Conservatoria, voornamelijk deze uit Bergen. In januari 1962 sticht hij het "ENSEMBLE INSTRUMENTAL MARSICK". Het eerste concert grijpt plaats te Manage op 5 mei, waar de familie van nu af aan woont. Het is een compleet succes. In enkele jaren tijd zal hij meer dan 120 concerten geven "waarvan een goede helft in scholen (technisch, middelbaar en hoger)", schrijft Jacques Stehman in "Le Soir" van 14 februari 1969 in een lang interview met Paul-Louis Marsick die eraan toevoegt: "Wij zijn steeds de dialoog aangegaan met de luisteraars en we werden steeds terug uitgenodigd op dezelfde plaatsen: scholen, werkplaatsen, cultuurhuizen, arbeiderskringen, jeugdhuizen, lokale muziekverenigingen. Soms ook in zalen die bezocht worden door de burgerij.". Zo verleent hij regelmatig zijn medewerking aan het Festival de musique de Chimay.

Het repertorium van het orkest gaat van Corelli tot 20ste eeuwse componisten zoals Hindemith, Britten en Bartók. Hij ziet ook de Belgische componisten niet over het hoofd zoals bij voorbeeld René Bernier. Zijn directie is zuiver en zeer muzikaal, zijn inzetten zijn altijd precies. Elke orkestpartij geeft het beste van zichzelf en het geheel vormt een muzikaal ensemble dat tot de beste orkesten van het koninkrijk mag gerekend worden. Maar hij zou de officiële erkenning niet verkrijgen waarop hij zo hoopte: zijn orkest omvormen tot het permanent orkest van de provincie Henegouwen. Het was zijn grote ontgoocheling. De veronachtzaming en het gebrek aan visie bij de politiek beleidsmakers van die tijd zijn hier verantwoordelijk voor.

Aanklikken om te vergroten
Paul-Louis en zijn muziekensemble

Parallel aan de directie van zijn orkest, dirgeert hij ook regelmatig het kamerorkest van de Nationale Radio (NIR dat later de RTBF zal worden) én het Nationaal Orkest van België (NOB) totdat de jaloezie van de chef-dirigent een dam opbouwt tegen deze gevaarlijke concurrent, ook het Orchestre Philharmonique de Liège waarvan hij in het bijzonder hield omwille van de jonge geestdrift en vurigheid. Hij zal ook vele concerten geven in Frankrijk, in de regio Nord/Pas-de-Calais in het bijzonder. Hij zal ook terugkeren naar Bilbao om het door zijn vader opgerichte orkest te dirigeren. Hij zal twee longplayings opnemen: één met het NOB, het ander met zijn Ensemble Instrumental Marsick. Maar vanaf 1962 zal hij getroffen worden door een ziekte. Hij zal zeven jaar tegen een kanker vechten. Op 30 april 1969, tien jaar dag op dag na het overlijden van zijn vader Armand, sterft hij in afschuwelijke pijnen. Hij ligt begraven in de gemeentelijk begraafplaats van Manage. Hij was (slechts) 53 jaar.


Bij wijze van conclusie


Paul-Louis Marsick is een echte musicus geweest. Veeleisend voor zichzelf en voor de anderen. Met een onverzettelijk karakter en niet altijd gemakkelijk om mee te leven. Het was vreemd genoeg een actief bevlogen pessimist. Het leven heeft hem geen cadeau’s gedaan, wat dit kan verklaren. Enorm gecultiveerd, laat hij een herinnering na van een gepassionneerd kunstenaar zowel bij zijn leerlingen als bij zijn collega’s musici en zeker bij zijn kinderen.





Jacques en Xavier MARSICK

Lente 2012




Vertaling naar het Nederlands
Jan en Rolande De Geyter-Spanoghe
Februari 2016